De Gebroken Dans
- Ina De Quint
- 31 mrt
- 3 minuten om te lezen
Over woede, wijsheid en de weg terug naar verbinding
door Ina De Quint
De stem van een oude woede
Er woont iets in mij dat niet van mij is,en toch door mij heen beweegt als een tweede adem. Een oerkracht. Een storm, vermomd als stem.
Ze komt niet uit het heden, deze woede. Ze is oud. Rimpelig. Ze ruikt naar as en bloed en eeuwenlang zwijgen. En als ik eerlijk ben, is ze soms zo aanwezig dat ik vergeet dat ik ook iets anders ben dan haar.
Tussen schreeuw en stilte: de feministische paradox
Ik schrijf dit niet als aanklacht. Niet tegen mannen. Niet tegen vrouwen. Niet tegen systemen. Ik schrijf dit omdat ik de paradox wil bewoonbaar maken. Voor wie haar ook kent.
Die tussenruimte waarin je tegelijk de feministische woede voelt branden én de diepe compassie voor dat wat ze probeert te bevechten. Waarin je beseft dat je moet spreken,maar soms ook weet: woorden zijn wind tegen een muur van generaties.
Waarin je voelt: ik heb mannen klein gemaakt, omdat ik niet wist hoe ik hen kon vertrouwen zonder mezelf te verliezen.
Hoe we elkaar verloren in de geschiedenis
We vergeten soms dat de breuk tussen het mannelijke en het vrouwelijke niet begon bij een man die zijn vuist hief. Ze begon bij een systeem dat barstte.
Ecosystemen die instortten. Stammen die migreerden. Overlevingsreflexen die culturele vormen werden. Wat ooit samenwerking was tussen principes –scheppend en dragend, doordringend en ontvangend –werd een asymmetrische ordening.
Niet omdat iemand dat plande. Maar omdat we allemaal vergaten wie we waren.
De verminkte man en de stille rouw
Het is verleidelijk om het patriarchaat als vijand te zien. Maar wat als het zelf een gewonde is?
We spreken zelden over de prijs die mannen betalen. Niet economisch – daar is vaak winst – maar existentieel.
De jongen die leert dat huilen zwakte is. De man die haar niet kan voelen,omdat hij zichzelf niet meer voelt.
Terrence Real noemt het covert depression: de onzichtbare rouw van de man die nooit heeft mogen leren wat nabijheid is. Het masker van controle, onderbouwd met angst. En achter die angst: leegte.
Hoe ik zelf monsters maakte
Ook ik heb liefgehad op een manier die niet lief was. Ik heb hen bekeken – de mannen –met een mengeling van verlangen en verachting. Wensend dat ze eindelijk zouden opstaan, maar hen bij voorbaat niet vertrouwend als ze het probeerden.
Ik was luid. Scherp. Onaantastbaar. En diep vanbinnen: zo bang om opnieuw niet gezien te wordendat ik liever controle nam dan mezelf toonde.
In de intieme ruimte, waar liefde zou kunnen wonen, maakte ik plaats voor strijd. En zo schiep ik monsters die mijn woede rechtvaardigden.
De herhaling van een oud script
Onze liefdesrelaties zijn spiegels van oude systemen. Wat onopgelost blijft in het collectieve veld,zoekt zich een weg naar het persoonlijke toneel.
In systemisch werk noemen we dat verstrikking: een onbewuste loyaliteit aan trauma’s die ouder zijn dan onszelf. En zolang we dat verhaal niet herschrijven, blijven we onbedoeld meespelen in een scriptdat ons al lang niet meer dient.
Naar een feminisme met ruggengraat én hart
Wat als het nu de tijd is voor een ander feminisme? Niet minder radicaal, maar gegrond in bewustzijn. Niet gebouwd op het willen winnen,maar op het willen herinneren.
Wat als compassie niet het tegenovergestelde is van woede, maar haar vervolmaking?
Dat vraagt geen zwakte, maar innerlijke stevigheid. Een zachtheid die de storm durft doorstaanzonder zelf te verstenen.
De echte revolutie gebeurt in stilte
Er komt een moment waarop het roepen zichzelf uitput. Waarin we voelen: ik wil geen gelijk meer. Ik wil thuiskomen.
Niet naar de ander. Niet naar een ideaal. Maar naar mezelf,in mijn volledigheid, mét de paradox.
Een uitnodiging tot herinneren
Voor jou die zich herkent in dit tussenland: de vrouw die zoekt naar haar kracht,zonder haar zachtheid te verliezen. De man die verlangt naar nabijheid,maar de taal vergeten is.
Wees zacht. Er is geen juiste volgorde voor ontwaken. Geen eindpunt. Geen kaart.
Maar misschien wel dit: een herinnering dat we elkaar niet hoeven bevechtenom samen iets nieuws te weven.
We zijn niet te laat.
We zijn net op tijd om iets waarachtigs te worden.
En misschien – heel misschien –
beginnen we dan te dansen.
Niet opnieuw zoals vroeger,
maar op een manier die klopt met wie we vandaag durven zijn.

Opmerkingen