Tussen liefde en loyaliteit: de stille prijs van vrouwelijke relationele afhankelijkheid
- Ina De Quint
- 6 apr
- 7 minuten om te lezen
Er is een dunne lijn tussen liefde geven en jezelf verliezen. Soms zo dun dat je pas merkt dat je haar bent overgestoken wanneer je er al dieper in verstrikt zit. Het begint vaak onschuldig — een klein gebaar, een inschikkelijkheid, een compromis dat als volwassen voelt. Maar onbewust ontstaat er een beweging die je van jezelf wegtrekt, richting de ander. Een subtiele verschuiving, want hij voelt vertrouwd. Bijna natuurlijk.
Ik heb me vaak afgevraagd waar die beweging begint. Niet bij de eerste 'ja' die eigenlijk een 'nee' was. Niet bij de eerste keer dat ik glimlachte terwijl iets me pijn deed. Dieper nog, ergens op het kruispunt van eeuwenoude verwachtingen, intergenerationele loyaliteiten, en een aangeleerde reflex: als ik de ander gelukkig maak, ben ik veilig. Als ik de ander tevreden houd, ben ik goed. Als ik goed ben, mag ik blijven.
Wat op het eerste gezicht empathie lijkt, is vaak een diepe angst voor afwijzing. Een onzichtbare drager van schuld, schaamte of overleving. En wat wij relationele verbondenheid noemen, is soms niets anders dan een wederzijds pact van afhankelijkheid — jij bevestigt mij, dan blijf ik geven.
Dit essay is geen aanklacht. Het is ook geen zelfhulpgids. Het is een uitnodiging tot vertraging. Tot het voorzichtig blootleggen van een laag die vaak verborgen blijft onder de façade van ‘zorgzaamheid’ of ‘sterke vrouw’. Een laag die vraagt om bekeken te worden met zachtheid, zonder oordeel. Niet om het verleden te verwerpen, maar om een nieuwe keuze mogelijk te maken.
Want ergens diep vanbinnen — tussen onze ja’s en onze verzwegen nee’s — ligt een oude vraag te wachten:“Wat als liefde pas echt mogelijk wordt wanneer ik mezelf niet meer opgeef om ze te behouden?”
Er is een dunne lijn tussen nabijheid en zelfverlies. Wat voelt als liefde, is soms een diepgewortelde reflex: als ik me aanpas, ben ik veilig. Als ik weet wat jij nodig hebt nog vóór jij het zegt, dan word ik gewaardeerd. En dus blijf ik — gevoelig, beschikbaar, afgestemd. Tot ik op een dag merk dat ik mezelf al lang niet meer hoor.
Vrijheid wordt in die context vaak gezien als iets dat je moet opeisen. Maar misschien ligt het subtieler. Misschien is vrijheid geen verzet tegen de ander, maar een terugkeer naar jezelf. Naar je eigen gevoel, je eigen grenzen, je eigen ritme. Zelfs als dat betekent dat je de ander even moet loslaten. Zelfs als dat betekent dat je even alleen staat. In stilte. In ongemak. Maar ook in waarheid.
Want echte verbinding vraagt niet om jezelf op te geven. Ze vraagt om jezelf terug te vinden. Zonder die innerlijke bedding wordt elke relatie — hoe warm ook — een plek van verdwalen.
Wat we vandaag herkennen als pleasegedrag bij vrouwen, is zelden louter individueel of karakterieel. Het is een echo van een veel groter verhaal. Een verhaal dat zich niet enkel in ons afspeelt, maar door ons heen werkt — vanuit de geschiedenis, de biologie, het systeem. Wat in onze tijd voelt als een persoonlijke worsteling, is in werkelijkheid de top van een eeuwenoude ijsberg.
Gedurende lange periodes in de menselijke geschiedenis werd van vrouwen niet gevraagd om zichzelf te zijn, maar om bruikbaar te zijn. Bruikbaar als moeder, als echtgenote, als zuster, als verzorgende. De vrouwelijke identiteit werd niet opgebouwd rond zelfbewustzijn, maar rond beschikbaarheid. In veel gevallen was het niet hebben van een eigen stem zelfs letterlijk levensgevaarlijk. Spreken betekende risico. Zichtbaarheid betekende kwetsbaarheid. Grenzen aangeven betekende opstand. En opstand betekende uitsluiting — of erger.
Tegelijk werkt er iets diepers mee. Evolutionair bekeken is de behoefte aan sociale aanpassing niet irrationeel. Voor vrouwen, van wie werd verwacht dat zij kinderen baarden en opvoedden, was het behouden van de groepsband essentieel. Sociale afwijzing stond gelijk aan existentiële dreiging.
Zo ontstond een subtiele overlevingsstrategie die werd doorgegeven in nerven en gewoontes: Wees aangenaam. Wees zacht. Wees inschikkelijk. Dan mag je blijven.
De meesten van ons kregen dit niet letterlijk aangeleerd. En toch. De blik van onze moeder wanneer we te luid waren. Het compliment wanneer we vriendelijk bleven terwijl we eigenlijk pijn voelden. De subtiele verwachting om de harmonie te bewaren. We hebben het niet geleerd in woorden, maar in context. In energie. In de sfeer waarin we zijn opgegroeid. En die sfeer is vaak gevormd door generaties van vrouwen die alleen konden overleven door zichzelf aan te passen.
Dat besef maakt het des te complexer. Want wie haar moeder eert, wie haar pijn ziet en begrijpt, zal het moeilijk vinden om zich los te maken van de patronen die zij heeft doorgegeven. Zelfs als die patronen ons verstikken. Zelfs als ze onze relaties ondermijnen, onze grenzen vervagen, ons zelfbeeld uithollen.
De paradox is pijnlijk: we willen trouw blijven aan wie ons voorging, maar we voelen dat we iets moeten doorbreken om trouw te blijven aan onszelf. En dat vraagt moed. Niet de moed van strijd, maar de moed van rouw. Het besef dat sommige dingen die ons gemaakt hebben, ook dingen zijn die we moeten loslaten om heel te worden.
Het loslaten van oude patronen klinkt bevrijdend. Maar in werkelijkheid voelt het vaak als een breuk. Niet enkel met gewoontes of overtuigingen, maar met mensen. Met families. Met wie we zijn geworden in verhouding tot anderen. Dat maakt verandering zo pijnlijk — niet omdat we niet weten wat ons belemmert, maar omdat het achterlaten van wat ons belemmert ook betekent: afscheid nemen van delen van onszelf. En van onze plaats in het grotere geheel.
Systemisch bekeken is loyaliteit niet alleen een emotionele band — het is een bestaansgrond. We zijn geworteld in onze familiesystemen, zelfs als we er fysiek of ideologisch afstand van nemen. Elk mens wil ergens bij horen. Voor vrouwen is die drijfveer vaak extra beladen. Het vrouwelijke wordt historisch geassocieerd met zorg, met verbinding, met het bewaren van de groep.
Dus wanneer een vrouw ‘nee’ zegt tegen wat haar werd aangeleerd, zegt ze zelden gewoon ‘nee’ tegen een gewoonte. Ze zegt ‘nee’ tegen een hele rij onuitgesproken afspraken: Ik zal me schikken. Ik zal sterk zijn voor iedereen. Ik zal niet te veel vragen. Ik zal meedoen met het verhaal.
En dan komt het schuldgevoel. Niet omdat we iets verkeerd doen, maar omdat we ontrouw lijken aan de vrouwen die ons voorgingen. Alsof we zeggen: “Jullie hebben geleden voor niets.” Terwijl het tegenovergestelde waar is: hun lijden wordt pas werkelijk erkend als wij durven zeggen dat het genoeg is geweest.
Echte eer bewijzen aan het verleden betekent soms ook: het durven beëindigen van datgene wat ons al te lang heeft gevormd.
Grenzen worden vaak besproken als iets dat je moet stellen, alsof het een rationeel besluit is dat je op eender welk moment kunt nemen. Maar voor veel vrouwen is het niet zo eenvoudig. Wie nooit geleerd heeft dat haar behoeften belangrijk zijn, leert ook haar grens niet herkennen. Wie al van jongs af aan heeft aangevoeld dat harmonie belangrijker is dan eerlijkheid, veiligheid belangrijker dan waarheid, leert om eerst naar buiten te voelen — en pas daarna, soms nooit, naar binnen.
En als hij zich dan toch laat voelen, is het vaak al te laat: in de vorm van uitputting, frustratie, bitterheid. Of in het lichaam zelf — migraine, buikpijn, slapeloosheid. Het lichaam als laatste redmiddel, als fluistering die schreeuwt: genoeg.
Een ‘nee’ uit verzet is nog altijd reactief. Maar een ‘nee’ uit liefde — liefde voor jezelf, voor je innerlijke waarheid, voor wat je voelt — is zuiver. Die ‘nee’ is geen afwijzing van de ander, maar een erkenning van jezelf. Een kalme vaststelling: dit klopt niet voor mij.
We leren dat zorgzaam zijn betekent: geen rimpels veroorzaken. Dat we liefde bewijzen door beschikbaar te blijven, soepel, meegaand. Maar liefde zonder grens is geen liefde. Het is zelfverloochening in vermomming.
Een grens is geen afbakening van het contact met de ander. Het is de bodem van het contact met jezelf. En pas als die bodem stevig is, kan echte nabijheid ontstaan.
Moederschap draagt een bijzonder gewicht in het vrouwelijke verhaal. Het is het domein waar liefde, verantwoordelijkheid, verwachting en identiteit samenvloeien. Het is ook de plek waar de diepste patronen zich nestelen, vaak ongemerkt, want ze zijn ingebed in zorgzaamheid, in opoffering, in het verlangen om goed te doen.
Een moeder die niet geleerd heeft om haar eigen grenzen te voelen, zal moeite hebben om die van haar kinderen te bewaken. Niet omdat ze dat niet wil — integendeel, haar liefde is vaak grenzeloos — maar precies daarin zit het gevaar. Kinderen hebben kaders nodig. Duidelijkheid. Iemand die hen leert: tot hier en niet verder.
Voor zonen kan dit nog een extra laag toevoegen. Als de primaire vrouwelijke figuur in hun leven zichzelf voortdurend aanpast, geen grenzen stelt en zichzelf wegcijfert, ontstaat het beeld dat vrouw-zijn gelijkstaat aan beschikbaar zijn. De zoon leert niet alleen wat liefde is, maar ook wat een vrouw ‘hoort’ te zijn. Onbewust draagt hij die projectie mee in zijn latere relaties.
En voor dochters? Daar is het vaak nog pijnlijker. De dochter die ziet hoe haar moeder zichzelf verliest in de zorg voor anderen, groeit op met een dubbel signaal: zorg voor jezelf is egoïsme, zorg voor de ander is liefde.
We eren onze moeders niet door hen te kopiëren. We eren hen door te durven veranderen wat zij niet konden. En wie weet… eren we daarmee ook iets in hen wat ze nooit hebben durven tonen.
Authenticiteit is een woord dat vaak te licht wordt uitgesproken. Alsof het gaat om gewoon ‘jezelf zijn’. Maar wat als je nooit hebt geleerd wie dat ‘zelf’ eigenlijk is? Wat als je bent gevormd in een omgeving die je vooral leerde afstemmen, aanpassen, spiegelen? Dan is authenticiteit geen vanzelfsprekendheid, maar een zoektocht. Een herontdekking. Of misschien zelfs een geboorte die pas veel later in het leven plaatsvindt.
Wat betekent het dan om authentiek te zijn? Misschien begint het niet bij weten, maar bij durven voelen. Bij stil worden en toelaten wat opkomt wanneer niemand kijkt. De schaamte. De woede. Het verlangen. De vermoeidheid. Het niet-weten. Alles wat in het schaduwlicht van de vrouwelijkheid is blijven liggen. Niet omdat het verkeerd was, maar omdat er geen plaats voor was.
Authenticiteit is niet per se luid of uitgesproken. Ze hoeft zich niet te bewijzen. Ze is eerder een zachte rechtlijnigheid. Een innerlijke afstemming die steeds duidelijker wordt naarmate we onszelf niet langer beoordelen door de ogen van anderen.
Maar dat pad is niet lineair. Het gaat met terugvallen. Met herhaling van oude patronen. Met twijfel. En precies daarom is mildheid nodig. Niet de mildheid die alles goedpraat, maar die ruimte geeft aan de tragiek van het proces. Want wie zichzelf hervindt, moet eerst erkennen hoeveel van zichzelf ze ooit heeft moeten achterlaten.
Authentiek worden is dus niet enkel een persoonlijke bevrijding. Het is ook een collectieve daad. Elke vrouw die haar innerlijke ruimte opeist, breekt een stukje van het oude script open. Niet tegen haar moeder. Niet tegen de mannen. Niet tegen het verleden. Maar vóór haar dochter. Haar zoon. Haar geliefde. En bovenal: vóór zichzelf.
We hoeven het niet allemaal te weten om trouw te zijn aan wie we diep vanbinnen al zijn — voorbij pleasing, voorbij patronen, voorbij het verhaal dat ons werd aangeleerd.


Opmerkingen