Woede die niet meer hoeft te schreeuwen
- Ina De Quint
- 10 apr
- 4 minuten om te lezen
Over vrouwelijke boosheid, innerlijke rechtvaardigheid en het doorgeven van nieuwe verhalen
Proloog: De fluistering onder de schreeuw
Ik huil wanneer ik boos ben. Mijn lichaam is me altijd een stap voor — het weet nog niet dat boosheid veilig is geworden. Het schakelt naar tranen, zoals het geleerd heeft, generaties lang. En terwijl ik voel hoe mijn hart wil brullen, vult mijn keel zich met water. Voor de buitenwereld ben ik geëmotioneerd. Maar in mij woedt iets anders: woede. Niet hysterisch. Niet grillig. Maar helder, scherp, gericht.
De verwarring tussen tranen en woede is geen individueel misverstand. Het is een collectief, gecultiveerd misverstaan. Zoals Judith Butler stelt in Gender Trouble zijn onze emoties geen pure expressies, maar geperfectioneerde performatieve reacties binnen sociale scripts. Vrouwen huilen. Mannen slaan met deuren. Vrouwen slikken woorden in. Mannen spreken van rechtvaardigheid.
Maar wat als woede bij vrouwen geen teken is van instabiliteit, maar van trouw? Wat als die woede niet afbreekt, maar doorbreekt?
Een lichaam dat leerde huilen waar het had willen schreeuwen
Er was een moment met mijn dochter. Twaalf jaar oud, tranen in haar ogen, haar stem trillend van intensiteit.
“Ik ben dan misschien nog een kind, maar ik heb een stem. En ik mag een mening hebben.”
Het was geen verdriet. Het was woede. Zuiver. Helder. Volledig. En het was veilig — bij mij.
In dat moment herkende ik een patroon dat ik zelf nooit benoemd had, maar dat wel in mijn botten leefde: vrouwen die boos zijn, worden vaak niet serieus genomen tenzij ze hun woede verpakken in tranen.
Zoals Carol Gilligan beschreef in In a Different Voice, leren meisjes in hun ontwikkeling dat liefde belangrijker is dan waarheid. Dat verbinding verkozen wordt boven expressie. Ik voelde de generaties die via mijn dochter spraken. En ik voelde mijn verantwoordelijkheid om die cirkel te onderbreken.
De woede van mijn voorouders, en de stem die ik niet langer wil verheffen
Ik heb geschreeuwd. Tegen systemen, tegen onrecht, tegen muren van semantisch onbegrip. Zoals Soraya Chemaly in Rage Becomes Her stelt, is vrouwelijke woede zelden onredelijk, maar wordt ze wel zo ontvangen. Omdat ze niet past binnen de sociale verwachtingen van empathie en zachtheid, wordt woede van vrouwen vaak getransformeerd tot verdriet — een vorm die nog nét aanvaardbaar is.
Ik heb mijn ziel vertaald in taal, in nuance, in bemiddeling — en toch bleef ik vaak ongehoord. Tot ik voelde: dit is niet mijn pad. Het schreeuwen behoort toe aan zij die kwamen vóór mij. Zij die bh’s verbrandden. Zij die in opstand kwamen. Zij die moesten roepen omdat fluisteren niet werd gehoord. Mijn woede hoeft niet meer te schreeuwen. Zij is niet minder krachtig, alleen zachter van toon. Zoals bell hooks schrijft: ware bevrijding komt niet door de ander te overtuigen, maar door zelf een nieuwe werkelijkheid te belichamen.
Boosheid als kompas voor het collectief, niet als persoonlijke kortsluiting
Mijn boosheid gaat zelden over mij. En als dat wel zo is, gebruik ik die woede als ingang naar zelfonderzoek, naar heling.
Maar vaker nog is het een verontwaardiging over systemische tekortkomingen — patronen die hele groepen mensen het zwijgen opleggen.
Zoals Leanne Betasamosake Simpson schrijft: inheemse woede is geen emotie, maar een vorm van weten. Collectief geheugen. Antwoord op koloniale ontworteling.
Als vrouw (#MeToo), als kleindochter van een kind geboren uit oorlogsgeweld, als iemand met Lakota Sioux-roots, voel ik hoe deze lagen door mijn lichaam bewegen.
Mijn woede is geen individuele reactie, maar een resonantieveld. Ik bén systeemgeschiedenis. En tegelijk ben ik vrouw van deze tijd, geschoold, bevoorrecht in toegang, inzicht en stem.
Die combinatie — privilege én minority consciousness — maakt me vrijer van oordeel en rijker in nuance.
Zoals Clarissa Pinkola Estés schrijft in Women Who Run with the Wolves, is vrouwelijke woede een archetypische kracht die het instinct beschermt. Zij is geen bedreiging, maar een gids. Wanneer we haar onderdrukken, verliezen we de verbinding met onze intuïtie, onze grenzen, onze vitaliteit.
In mijn bloed leeft het geheugen van vrouwen die niet schreeuwden om gehoord te worden, maar zongen, gromden, zwegen. Mijn woede is geen rebellie, zij is herinnering.
Zij is de stem van de wolvin, die waakt, die huilt, die leeft volgens waarheid.
Moederschap als narratief herstel
Ik geloof dat verandering begint bij de intiemste cirkels. In mijn moederschap probeer ik ruimte te maken voor wat ik zelf niet leerde: het toelaten van boosheid. Niet als destructie, maar als expressie. Niet als gevaar, maar als richting.
Mijn dochters mogen boos zijn. Mogen woest zijn. Mogen woorden zoeken, stiltes vullen, krijsen en weer verzachten. Want wie geleerd heeft zijn emoties volledig te mogen beleven, hoeft ze niet op te kroppen tot ze exploderen.
Elke keer dat ik dat bewust toelaat, schrijf ik een ander verhaal door. Geen revolutionair manifest. Wel een microverschuiving. Een narratieve correctie. Een genadevolle herprogrammering van het vrouwelijke lichaam, voorbij schaamte en zwijgen.
Zoals Audre Lorde het zo scherp zei: “My anger has taught me that silence will not protect me.”
Epiloog: De nieuwe grammatica van boosheid
Woede hoeft niet langer te schreeuwen om geloofwaardig te zijn.
Ze mag stil zijn. Helder. Zinderend.
Ze mag poëtisch zijn.
Systeemdoorbrekend.
Ze mag leven in een traan, zolang die traan niet wordt gelezen als breekbaarheid, maar als integriteit.
Dit is geen aanklacht.
Geen strijdlied.
Dit is een fluistering met eeuwen in haar keel.
Een echo van zij die niet mochten spreken.
Een uitnodiging aan zij die komen om niet langer te zwijgen.
Laat ons beginnen bij de kinderen.
Bij onze lichamen.
Bij onze woede.
Niet als zonde.
Maar als waarheid.

Opmerkingen